Een boerin geeft bij de open deur van de keuken, waardoor men uitziet op een zich in gloedvollen schemer hullend vertrek, melk aan de poes, die dorstig zich voor een oogenblik uit ‘t zonnetje van buiten heeft teruggetrokken. Breed, geëmpateerd geschilderd in gloedvolle bruine en roode okertonen en koesterende grijzen, ademt het geheel de binnenhuis-weelde van een laaienden zomerdag, welks gouden schijn door de vensters naar binnen komt tintelen.’
Bignell heeft een volledige tentoonstelling van haar nieuwste werken gebracht. Men hoort het sonore van violoncellen, het bronzen geluid van alten. Zie no. 40, Poort met straatje. No. 41 Verstelwerk. No. 45 Vrouw met poes, met blauw van het fond, dat vol is als een gemoed van ingehouden tranen. Let op het warme van 41, Verstelwerk. Zie den donkeren weemoed in stilleves als 37, Appelen en 19, Groene pot. Deze tentoonstelling is als een monument van een in harden strijd tot éénheid gerijpt vrouwenleven. Want dit is wel het grootste wonder van deze meesteres van de sombere kleuren der verzadigden weemoed; zij is, al die jaren lang sterk, oorspronkelijk en zichzelve gebleven, zonder hare vrouwelijkheid te hebben geofferd. Maagd, echtenoote, moeder is deze kunstenares in liefde diendende geheel haar lang, eerbiedwaardig leven.'