Ook Mej Robertson had er een zeer verdienstelijke, artistieke teekening, waaruit haar teergevoelig en toch krachtig temperament sprak.
‘Tot de school van Jacob Maris reken ik mej. Robertson. Moge ook zij mettertijd op haar palet een blonder kleurengamma vinden, gelijk haar meester gaandeweg gevonden heeft bij zijn streven naar toon. Het zieke kind, uitgestrekt op een rustbed naast een buffet, waar eenige verfrisschingen gereed staan, heeft veel schoons. De gelaatskleur van het knaapje is echter zóo zwart, dat men aan een soort van “zwarten dood” denkt. Verdienstelijk is de uitdrukking en modelleering van het kopje en de fijne behandeling van het stilleven’
‘Met het meeste genoegen zag men hier, na een lange pauze, het werk terug van Marie Ten Kate, die zich onderscheidt door eene wel doordachte compositie en goed geacheveerde figuren, waaruit de vlugge teekenaar spreekt, die de sapverf met de vereischte vlugheid en zekerheid van toets behandelt. Een antipode van beiden is mej. Robertson, die in coloriet Jacob Maris tot model neemt. Haar liggende jongen is meer artistiek dan behagelijk van kleur, wat een groote deugd kan zijn als de uitvoering slechts distinctie verraadt. Zulk eene forsche en schrille tegenstelling van zwart en wit maakt in ieder geval een groot effect, al loopt men ook gevaar van in ’t overdrevene te vervallen’.
Eene breedheid, die in ruwheid ontaardt, wordt door mej. Robertson beoefend. Krachtig van effect en vol uitnemend reliëf is hare Johanna met krijt geteekend, doch bestaat het zieke kind niet alleen in hare verbeelding? De oningewijde ziet niets dan een stuk papier met zwarte en witte vlekken dat regelrecht uit den schoorsteen schijnt te zijn gevallen’.
Een schets van mej. Robertson, “Zieke kind" getiteld, is buitengewoon onduidelijk — men maakt allerlei veronderstellingen omtrent den aard van de ziekte en komt wellicht tot de slotsom, dat men hier te doen heeft met een aanval van zwarte pest. De overige teekeningen van dezelfde kunstenares zagen wij met veel meer genoegen’.