Wagner 1976:
Zij had maar heel weinig dunk van haar eigen werk, was dan ook op tentoonstellingen in een hoekje gehangen en had veel slechte critieken gehad. Nog in 1904 schreef men in de N.R.C. naar aanleiding van haar in Pulchri tentoongestelde meisje in het geel, 'Nellv';: 'Zie eens het ondragelijke voortbrengsel van voorgewenden harts-tocht van Mevr. Bisschop-Robertson; wat is dit anders dan lamlendige sentimentaliteit die den eerlijken arbeid uit den weg gaat en liever zwabbert en ploetert in het lauwe sop van aandoenlijkheid. Mij is het hartstochtlooze werk van Moulijn liever dan al dit naloopen van oorspronkelijke passie.. .'
W. Steenhoff, 'Tentoonstelling van Sint Lucas', in: De Amsterdammer 31-05-1908:
De inzending van mevr. Bisschop Robertson (om in eens weer een heel anderen kant uit te gaan) geeft alleen een waardige vertegenwoordiging van haar bekende en aanzienlijke schilderskwaliteiten met de figuurstudie ’Nelly’ (toch al een oud werk?) . Maar wat te zeggen van ‘Dagelijksch werk’? Om met een aphorisme ervan af te maken: mevr. Bisschop schildert als een man, soms als een slager.
Conrad Kikkert, 'Larensche Kunsthandel', De Telegraaf, 06-10-1907:
Machtig sterk, Suze Robertson. Zij die van de Marissen leerden, zij het indirect, en zoo een kleur-kracht hebben als Breitner en Verster hadden, als De Zwart en Suze Robertson vertoonen, zij doen hun meesters groote eer. Eigenlijk lijkt mij soms Suze Robertson’s kleurintensiteit het sterkst van allen. Ik kan niet in woorden vertoonen, hoe haar kleuren zijn. Ik kan er geen denkbeeld van geven. Ik wilde wel vertellen, dat haar bruin soms zoo donker en toch zoo glanzend transparant als puur Van Dijck’s, dat haar grijzen vol zijn, overrijp en boordevol kleur, blauw-grijs, bruin-grijs, geel-grijs… het is alles ijdel pogen…..het doet er ook niet toe. Haar karakter, dat harer kunst: Het is vóór alles kleurdiepe, kleurintensiteit, kleur opzetten, volop, weeldevol, rijkuit, het is voor alles het temperamentvol optoetsen van kleurheerlijkheid, het is wat je noemt “lekker” schilderen, wat je zoo onder mekaar noemt “kleur opdonderen”, passez moi le mot.
Bespreken we de mooisten: 1e Zittend meisje (Nelly). De kleurvisie van een naakt bovenlijfje tegen geelzijden lap. De jurk rood, de fond donker-bruin, het bortstje blank-geel, goudig, de armen verbruinen naar de handen toen.
Conrad Kikkert, 'St. Lucas. Werkende leden tentoonstellingl' in Onze Kunst, jaargang 7, 1908, pp. 239-240:
Na dit woeste-verfijnde, maar zinlijk wel-behaaglijke, dit barre lichtkleur getoets wordt me alles bijna vervelend en uit den ouden doos. Ware het niet dat Suze Robertson het bekende « Nelly » stuk liet zien, waar het half naakte meisje met het sterkteere lijfje zit tegen de fel goudgelen lap. Dit is een van de krachtigste en kleur zwaarste uitingen van haar oer-talent.